Bij het vasten

Ik raad mijn broeders aan, ik vermaan en spoor hen aan in de Heer Jezus Christus om, terwijl zij door de wereld gaan, niet te twisten en te bekvechten of anderen te oordelen. Maar zij moeten mild, vredelievend en bescheiden zijn, vriendelijk en nederig en met iedereen respectvol praten zoals dat hoort. En zij mogen niet paardrijden, behalve als zij door duidelijke nood of ziekte hiertoe genoodzaakt zijn. In welk huis zij ook binnengaan, is hun eerste woord: ‘Vrede aan dit huis.’ En volgens het heilig evangelie mogen zij eten van alle spijzen die hun worden voorgezet. (Franciscus, Definitieve Regel, 3)