8 Herkennen

Aandachtsoefening

Je gaat zitten voor een spiegel en kijkt er naar...
Het beeld is hard, maar er schuilt toch leven in
Je kijkt naar je spiegelbeeld en probeert contact te maken met het leven
Zie je dat die ogen kijken, jou aankijken?
Je concentreert je op details van je spiegelbeeld, vormen, kleuren
Herken je de schoonheid ervan, van het lijf en van het lijk?
Je kijkt weer naar je spiegelbeeld als geheel en probeert het levende gelaat te zien
Hoor je hoe het beeld tot jou spreekt?

Ervaringen:

“Ik loop over de stoep langs een spiegelend gebouw. Ik dwing mijzelf om opzij te kijken (anderen kunnen zien dat ik naar mezelf zit te kijken!). Ik schrik, onaangenaam gevoel, want zo loop ik dus over straat en zo zien andere mensen mij. Ik weet niet of ik bekeken wordt, maar loop snel door, want ik wil hier niet meer zijn. Ik wil onzichtbaar zijn.”

"twee witte bakjes / stilleven voor mijn vensters / haar liefdessporen"

"Herkennen is jezelf weerspiegeld zien, bevestigd in je omgeving, mensen en dingen, en in je eigen lijk. Verzoening met jouw dood, want ook de sporen van jouw liefde zullen worden uitgewist. Maar de liefde zelf leeft voort, zichzelf hernieuwend in de herkenning. De cirkel is rond: jouw lijf verenigt zich met jouw lijk, en Gods liefde keert terug naar de Gene die haar uitzond."

"Het herkennen van de auteur - die samenstellende oorsprong - in de tekst, gebeurt niet dan in het lijf van de lezer - dit samenstellende doel. Zo ontvangt het ene lijf het andere - "vlees van mijn vlees" - en bevestigen zij de gemeenschap, die God is, naar wiens beeld wij geschapen zijn."

"De eerbiedige lezer / wekt de auteur tot leven / en bidt voor zijn zieleheil"

 

Vervolgoefening

We gaan twee aan twee tegenover elkaar zitten en kijken elkaar aan. Afwisselend kijken wij naar uiterlijkheden en naar het innerlijk, door elkaar recht in de ogen te kijken en te zien hoe de ander ziet.

a) Naar uiterlijkheden kijkend zoeken wij de mooie, goede en ware dingen en benoemen deze; eerst de een en na een minuut de ander.

b) Kijkend in elkaars ogen proberen wij te zien hoe de ander ziet. Probeer te benoemen wat je ziet en merk op wat je niet (meer) ziet; probeer te benoemen wat je ziet dat de ander ziet.

c) Zie ik mezelf door de ogen van een ander? Wie is het dan die kijkt, wie vormt het beeld?

d) Herken ik mijzelf in wat de ander van mij ziet? Herken ik mezelf in wat ik van de ander zie? Erken ik de ander in zijn of haar andersheid?