De broeders mogen zich niets toe-eigenen, geen huis, geen verblijfplaats, helemaal niets. En als pelgrims en vreemdelingen in deze wereld die in armoede en nederigheid de Heer dienen, kunnen zij vol vertrouwen aalmoezen gaan vragen. En zij mogen zich niet schamen, want de Heer heeft zich in deze wereld voor ons arm gemaakt. Daarin bestaat juist de verhevenheid van de allerhoogste armoede. (Franciscus, Definitieve Regel, 6)