Aandachtsoefening
Je zit op een stoel met in je handen een brandende kaars.
De grond draagt de stoel: voel hoe de grond de stoel draagt
De stoel draagt jou: voel hoe de stoel jou draagt
Jij draagt de kaars: hoe past jouw lichaam zich aan aan de brandende kaars?
Je lichaam rust in de ruimte... de ruimte ontvangt jouw lichaam.
Je staat op en draagt de kaars door de ruimte: hoe past jouw lichaam zich aan aan het dragen?
De grond draagt jou: voel hoe de grond jou draagt
De kaars draagt de vlam
Of draagt de vlam de kaars, de handen, de aarde?
Er zijn veel vormen van dragen, waaronder verdragen. Er zijn dan ook uiteenlopende gewaarwordingen:
"Op een dag besluit hij een vervelende man te verdragen die vaak ongewenst langskomt om mensen met zijn saaie en onzinnig gesprekken van het werk af te houden. Normaal vermijdt hij contact met deze man, maar ditmaal gaat hij bij hem staan en zegt: “Hoe is het?” De vervelende man, die doorgaans een half uur blijft hangen, is zo verbouwereerd van deze vriendelijke ontvangst dat hij de conversatie al na enige minuten dankbaar afsluit. Theo merkt “dat dragen en verdragen met ontspanning te maken heeft. Met loslaten, maar ook met aandacht geven aan jezelf, de pijn, je ergernis. (…) Als ik tegen de pijn zeg dat ik haar signaal heb gehoord en begrepen is ze niet meer zo hard nodig."
"Ik had besloten deze oefening niet te gaan doen. Ik heb in mijn leven al zo veel moeten dragen. Maar bij het opruimen van mijn bibliotheek kwam ik een boek tegen van Clara van Assisi. Ik sloeg het open en las meteen een tekst over dragen. Toen werd ik helemaal warm van binnen."
"Maak de vloer eens schoon / zonder steeds te mopperen / dat hij weer vies is"
"Toen ik inzag dat heel zijn doen en laten op iets goeds gericht was, kon ik heel zijn doen en laten ineens beter verdragen."
"Het Onze Vader / met de handen geheven / draag ik de hemel"
Vervolgoefening
a) Oppakken: stil staan te wezen – verhoud je tot jezelf zoals jij hier nu staat – kom aanwezig bij het ding – neem het op – vind een nieuw evenwicht
b) Dragen – wees aanwezig bij het ding – verhoud je tot het ding – merk op hoe het ding jou beïnvloedt
c) Loslaten – blijf aanwezig bij het ding als je het loslaat – verhoud je weer tot jezelf zonder het ding
d) Sla een kleed om je heen en loop door het huis – wees aanwezig in je lijf in het kleed in het huis – keer terug en leg het kleed weer af